Tijdspaspoort

TIJDSPASPOORTgemaakt door Kim Van de Velde
1.Naam



2.Foto
Prent
Tekening





3. Data + periode
Datum :


Periode :


4. Tijdsband
Duid de datum, periode aan op de tijdsband. (zie bijlage)

5. Uitleg































































TIJDSPASPOORT
1. Naam
0 gebruiksvoorwerp, werktuig : ________________________
0 persoon : _______________________________________
0 gebeurtenis : ____________________________________
0 gebouw : _______________________________________
0 kunstwerk : _____________________________________
0 voertuig : ______________________________________
0 kledingstuk : ____________________________________
0 economie : _____________________________________
0 andere : _______________________________________

2. Foto, prent, tekening.
Kleef hier een afbeelding van je onderwerp.  Indien je dit blad via de computer invult, voeg een afbeelding in.

3. Data + periode.
Wanneer er een exacte datum wordt weergegeven noteer je de datum.
Wanneer er een periode wordt weergegeven, noteer je de periode.
Indien ze beiden weergegeven worden, vul je ze allebei in.
4. Tijdsband :
Benoem de juiste periode.  Duid de datum en periode aan in een kleur die overeenkomt met de klastijdsband.

5. Uitleg.
a. gebruiksvoorwerp, werktuig :
- Uit welk(e) materia(a)l(en) is het gemaakt?
- Waarvoor werd het gebruikt?
b. persoon :
 - Geboortedatum(°) en sterfdatum (+).
- Woonplaats
- Over wel rijk heerste hij/zij?  Duid aan op een historische kaart.
- Wat vond hij/zij uit?
- Beschrijf enkele van zijn/haar daden.
c. gebeurtenis :
- Wat is er gebeurd?
- Waar gebeurde het? Duid aan op een kaart.
- Wie veroorzaakte de gebeurtenis?
d. gebouw :
- Wie is de architect/ bouwheer van het gebouw?
- Waar is het gebouw gelegen?  Duid aan op de kaart.
- In welke stijl is het gebouw opgetrokken?  ( Romaans, gothisch, barok, …)
- Is er een specifieke indeling van het gebouw?
- Welke materialen werden gebruikt om het gebouw te realiseren?
- Kan je iets vertellen over de bouwwijze van het gebouw?  Indien je prenten vind, kleef ze erbij.
e. kunstwerk :
- Wie is de kunstenaar?
- Tot welke stijl behoort het kunstwerk?
- Welke kleuren werden gebruikt?
- Welk tafereel wordt er uitgebeeld?
- Welke materialen werden gebruikt om het kunstwerk te voltooien?
f. voertuig :
- Over welk voertuig gaat het?
- Waarvoor werd het gebruikt?
- Uit welke materialen bestaat het voertuig?
- Wie is de uitvinder van dit voertuig?
g. kledingstuk :
- Door wie werd dit kledingstuk gedragen?
- Uit welke materialen werd het gemaakt?
- Beschrijf het kledingstuk.  Wat zijn haar specifieke kenmerken?
h. economie :
- Wat wordt er verhandeld?
- Waar komen de goederen vandaan?  Duid aan op een (historische) kaart.
- Welke route werd gebruikt om handel te drijven? Duid aan op een (historische) kaart.
i. andere :

- Beschrijf wat je ziet.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten